Toets 2 - Taal (Klas 6)
Taal Toets Werkwoorden
Deze toets bevat 10 vragen en duurt 5 minuten.
Instructie:
- Lees de vragen goed en type het juiste antwoord in.
- Klik op het einde op de Controleer knop.
- Herhaal de test een aantal malen om geoefend te raken in het beantwoorden van de vragen.
Toetsvragen
Vraag 1: wat is een ander woord voor sublimeren?
Vraag 2: hoe schrijf je eMailen op de juiste manier?
Vraag 3: wat is de verleden tijd van zwerven?
Vraag 4: wat is de verleden tijd van ontnuchteren?
Vraag 5: Schrijf het werkwoord in de juiste tijd: Ze heeft haar scooter [herstellen].
Vraag 6: Schrijf het werkwoord in de juiste tijd: Hij is ouder maar niet veel [veranderen].
Vraag 7: Schrijf het werkwoord in de juiste tijd: Er [gebeuren] niets als jij zo op de bank blijft liggen.
Vraag 8: Maak het spreekwoord af: het kind met het badwater ......
Vraag 9: Maak het spreekwoord af: zich achter de oren .....
Vraag 10: Maak het spreekwoord af: tegen de bierkaar ........