Toets 1 - Taal (Klas 6)
Taal Toets Werkwoorden
Deze toets bevat 10 vragen en duurt 1 minuut.
Instructie:
- Lees de vragen goed en klik of selecteer het antwoord dat volgens jou goed is.
- Klik op het einde op de Controleer knop.
- Herhaal de test een aantal malen om geoefend te raken in het beantwoorden van de vragen.
Toetsvragen
Vraag 1: Wat is e-mailen?
- 1. Het versturen van een brief
- 2. Het versturen van een pakket
- 3. Het versturen van digitaal bericht via internet
Vraag 2: Wat is fuseren?
- 1. Door smelten uiteen vallen
- 2. Door smelten tot een geheel worden
- 3. Door smelten plat worden
Vraag 3: Wat is transpireren?
- 1. Zweten
- 2. Nadenken
- 3. Vliegen
Vraag 4: Selecteer de correcte spelling
- 1. Voerageren
- 2. Foerageren
- 3. Fourageren
Vraag 5: Selecteer de correcte spelling
- 1. Wij wilde iets gaan eten.
- 2. Wij wouden iets gaan eten.
- 3. Wij wilden iets gaan eten.
Vraag 6: Welke werkwoorden horen niet bijelkaar?
- 1. Horen, zien en zwijgen.
- 2. Zijn, worden, blijven en heten.
- 3. Fietsen, zwemmen en eten.
Vraag 7: Hoe schrijf je de werkwoordsvorm juist?
- 1. Ik beantwoort je vraag morgen.
- 2. Ik beantwoord je vraag morgen.
- 3. Ik beantwoordt je vraag morgen.
Vraag 8: Welk woord past het beste op de puntjes?
Je moet je handen ...... na toiletbezoek of als je rauwe kip hebt aangeraakt.
- 1. Wapperen
- 2. Afvegen
- 3. Wassen
Vraag 9: Welk woord past het beste op de puntjes?
Door wat je heb te ...... met anderen, zul je veel goeds terug ontvangen.
- 1. Geven
- 2. Nemen
- 3. Delen
Vraag 10: Welk woord past het beste op de puntjes?
Als vaste stof ineens overgaat in gasvormige fase, noemen we dat:
- 1. Solmiseren
- 2. Sublimeren
- 3. Saniseren